Stijn Peeters is kunstenaar en educator aan de Fontys Academie voor Beeldende Vorming in Tilburg. Hij is ook lid van het Atelier Néerlandais en verblijft drie maanden in Parijs voor zijn onderzoek ’Een historieschilderkunst voor de 21e eeuw’. Het Atelier Néerlandais sprak hem.
Hoe zou jij je kunst omschrijven?
De afgelopen zes jaar heb ik als kunstenaar een belangrijke ontwikkeling doorgemaakt, en ben ik me steeds meer gaan concentreren op het proces dat voorafgaat aan het schilderij zelf. Dit komt ook door mijn werk als educator bij Fontys, waarbij we het kunstenaarschap voortdurend verbinden aan educatie en het doen van kunsttheoretisch onderzoek.
Ik hou erg van geschiedenis en kunstgeschiedenis, en ik gebruik dat ook als inspiratie om zelf verhalen te kunnen vertellen. Toen ik eenmaal begreep dat ook de totstandkoming van het kunstwerk een belangrijk onderdeel dat ik samen met het schilderij kan exposeren, gaf datenorm veel mogelijkheden. Ik heb daar een voorbeeld bij, in Batignolles staat een beeld van Aimé-Jules Dalou, met een schilder met kwasten en een emmertje. Dat beeld werd omgesmolten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daarna is het opnieuw gegoten, maar ontbreekt het emmertje. Dan wil ik weten: wat is er met dat emmertje gebeurd? Zo’n verhaal intrigeert me en zou onderdeel kunnen worden van een groot schilderij.
Wat bracht je naar Parijs?
Ik ben bezig met een onderzoeksproject naar de bronnen van mijn eigen werk, de Franse historieschilderkunst en de geïllustreerde pers uit de 19e eeuw. Dankzij stipendia van het Mondriaanfonds en Kunstloc Brabant mag ik drie maanden in Parijs verblijven.
Ik laat me inspireren door de Franse 19de eeuw, met de opkomst van democratische experimenten, van vrije pers en de lithografie. En de maatschappelijke rol van kunstenaars. De Fransen laten goed zien hoe beeld een belangrijke rol kan spelen in het maatschappelijk debat. Het bevalt me ook enorm dat de Fransen zo zorgvuldig omspringen met hun cultuur. Daar zouden we in Nederland nog iets van kunnen leren.
In Versailles was ik meerdere dagen in het Paleis om in de Galerie des Batailles de tientallen Franse veldslagente bestuderen. Ook de Alexander-reeks van Charles LeBrun heb ik langdurig bekeken.Voor mij is het interessant om te zien die enorme schilderijen qua compositie worden georganiseerd, omdat ik zelf ook grote schilderijen maak.
Kun je al iets vertellen over het resultaat?
Concreet nog eigenlijk niets, ik verzamel vooral materiaal, schetsboeken, dagboeken en foto’s en en wil zo veel mogelijk dingen zien. Daarnaast denk ik na over wat ik wil gaan maken. Ik probeer heel veel in me op te nemen – ’s avonds ben ik vaak bekaf. En als ik weer terug in Nederland ben, ga ik al het materiaal ordenen, schetsen, lezen en nadenken over nieuw werk en wat een nieuw thema zou kunnen worden. Parijs voedt mij.
Hoe heb je het Atelier Néerlandais leren kennen?
Ik had me aangemeld voor een Open Call van het AN, en had daarna contact met Friso Wijnen. Het is altijd goed om een uitvalsbasis te hebben in Parijs, en ik hoop dat ik de bevindingen die ik in Parijs doe, op een later moment kan presenteren en daarover met mensen in gesprek kan gaan. Op die manier leer je Parijs beter kennen: door in dialoog te gaan.