Voor de rubriek “Spotlight On” interviewen we iedere maand een lid van het Atelier Néerlandais. Deze maand: Philippe Sarfati. We spraken hem over zijn expositie Territories, die rondom zijn gelijknamige boek gecreëerd is en op dit moment bij ons te zien is in het kader van Photo Days en PhotoSaintGermain.
Sinds vorige week is je tentoonstelling Territories te zien bij het Atelier Néerlandais. Kun je ons iets meer vertellen over het ontstaan van deze tentoonstelling?
Territories is een langlopend project dat ik begon toen ik architectuur studeerde. Het begon als een reeks reizen die ik organiseerde om gebouwen over de hele wereld te bezoeken die me interesseerden. Ik gebruikte fotografie om deze gebouwen te documenteren – het was mijn persoonlijke documentatie. Ik was vooral geïnteresseerd in het idee van toe-eigening: ik wilde zien of de theoretische uitingen van de architecten hun vertaling en tegenhanger vonden in het echte leven; of de gebouwen functioneerden zoals bedoeld en of de gebruikers blij waren met de ruimtes… Ik stelde veel vragen tijdens mijn bezoeken en maakte veel aantekeningen. Het project won later grote internationale fotowedstrijden.
Uiteindelijk heb ik 7 jaar gereisd, het boek van begin tot eind geproduceerd, een uitgever gevonden en een Kickstarter-campagne opgezet om het te financieren. Het boek was in productie toen ik weer in contact kwam met Miruna Dunu (scenograaf van Territories) en het Atelier Néerlandais ontdekte. Ik was op zoek naar een ruimte voor een tentoonstelling die samenviel met de release van het boek en we realiseerden ons dat er veel overeenkomsten waren in de manier waarop we dachten over tentoonstellingen en culturele evenementen. Het ging gewoon vanzelf.
Je ziet de tentoonstelling als een performance waarin de scenografie een belangrijke rol speelt en werkte hiervoor samen met scenograaf Miruna Dunu. Hoe zie je de relatie tussen architectuurfotografie en scenografie?
Ik denk vaak na over deze ideeën aan de hand van architecturale ontwerpen. Een ontwerp moet op verschillende vlakken functioneren: op gebied van de stad, van het gebouw en van de gebruiker. Het is in de correlatie tussen al deze vlakken dat het project zijn succes vindt. Ik bekijk mijn fotografische projecten op dezelfde manier; het project moet functioneren als een serie van 10 beelden, als boek, als mondelinge presentatie en als ruimtelijke installatie. De belangrijkste ideeën moeten altijd naar voren komen. De scenografie is daarom geen uitbreiding van de opzet maar een intrinsiek onderdeel van het project. De foto’s richten zich op de manier waarop de ruimte – de leegte – wordt toegeëigend. Het was daarom noodzakelijk om een installatie te maken die op een onverwachte manier gebruik maakte van de ruimte van het Atelier Néerlandais. Miruna en ik zijn bijzonder trots op het feit dat we erin geslaagd zijn een uiterst eenvoudig constructiesysteem te bedenken dat flexibel, voordelig, makkelijk aanpasbaar en herbruikbaar is, zowel voor mezelf als voor het Atelier Néerlandais.
Tijdens de drie Rencontres breng je Franse en Nederlandse fotografen en architecten samen. Wat maakt deze interdisciplinaire gesprekken zo belangrijk?
Er is me vaak verteld dat het interessant is om andere mensen uit te nodigen om over hun eigen werk te praten tijdens zijn tentoonstelling, maar voor mij is het fundamenteel. In de 7 jaar dat ik werk, heb ik veel discussies gehad met architecten en fotografen over de representatie van architectuur. Door deze discussies heb ik ontdekt dat er echt een barrière bestaat tussen de twee beroepen – aan de ene kant denken de meeste fotografen, onterecht, dat het noodzakelijk is om architectuur te hebben gestudeerd om het te kunnen documenteren. Aan de andere kant lijken architecten zich niet te realiseren hoe diepgaand en waardevol het creatieve werk is dat fotografen verrichten bij de uitvoering van hun projecten. Ik realiseerde me dat het organiseren van Territories een tweede betekenis kon krijgen door het creëren van een letterlijke dialoog tussen de twee beroepen. Hierdoor kunnen we op grote schaal praten over onze professionele achtergronden, over de praktijken die ons verbinden, wat ons scheidt en wat ons samenbrengt. Daarnaast kunnen de ontmoetingen het ontstaan van nieuwe samenwerkingsverbanden aanmoedigen.
Hoe ben je in contact gekomen met het Atelier Néerlandais?
Ik kwam in zekere zin bij toeval in contact met het Atelier Néerlandais. Twee weken na terugkomst van het fotofestival in Rotterdam ontmoette ik Miruna, een vriendin van mij, die in Parijs een tentoonstelling organiseerde voor MVRDV. Ik hielp Miruna met het opzetten van de tentoonstelling en stelde voor om samen te werken aan een andere tentoonstelling die zou samenvallen met de publicatie van mijn boek. Uiteindelijk fotografeerde ik de installatie voor MVRDV tijdens hun opening, waar ik ook Friso Wijnen ontmoette, destijds de Cultuurraad van de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden in Frankrijk, wat ik op dat moment niet wist. Hij stelde me vragen over mijn werk en ik antwoordde hem oprecht – hoe het idee van het boek was ontstaan toen ik in Rotterdam woonde, hoe de inhoud was beïnvloed door zowel het creatieve proces van MVRDV als hedendaagse trends in Nederlandse grafische vormgeving en hoe ik de gebouwen van Nederlandse bureaus in binnen- en buitenland had gedocumenteerd om de eenvoudige reden dat deze mij heel erg interesseren. De week daarop werd ik uitgenodigd bij het Atelier Néerlandais, ontmoette ik Lilian Widdershoven, hoofd van het Atelier, en bezocht de ruimtes. Het idee voor een tentoonstelling met vele functies was geboren: het vieren van de release van mijn boek, het produceren van een atypisch tentoonstellingsproject met een onderscheidende scenografie, het creëren van nieuwe verbindingen tussen professionals met verschillende achtergronden en het onderstrepen van de link tussen het Atelier Néerlandais en fotografie en tussen Nederland en Frankrijk.