Rabin Huissen is een conceptuele kunstenaar gevestigd in Rotterdam, Nederland. Op 18 december opende zijn tentoonstelling A Thinnest Thin, in Het Gebouw in Utrecht met Reinier Vrancken. Het Atelier Néerlandais sprak met hem.
A Thinnest Thin is sinds vorige week geopend, wat kun je vertellen over deze tentoonstelling?
Kunstenaar Reinier Vrancken en ik stellen samen tentoon in Het Gebouw van conceptualist van het eerste uur, stanley brouwn. Onze expositie is de weerslag van gedachtewisselingen tussen ons kunstenaars en een dialoog met Het Gebouw, dat sculptuur en architectuur ineen is. Het werd in 2005 uitgevoerd, als onderdeel van de kunstmanifestatie Beyond Leidsche Rijn. Toen was het gebied eromheen nog een onontgonnen grasveld, intussen rukt de stad steeds meer op. Het gebouw bestaat uit twee gestapelde langwerpige modules. Die zijn gebaseerd op stanley brouwns eigen maateenheid, de sb voet, die hij hanteerde bij het maken en presenteren van zijn kunst. Deze tentoonstelling is een experiment op het kruispunt waar de beeldende kunstpraktijken van Vrancken en ik elkaar raken, met Het Gebouw, met het publiek, de omgeving en stanley brouwn. De kunstwerken, in idee en in materiaal zijn te zien in en rond het gebouw, op zoek naar evenwicht en contact met elkaar. Allebei vertrekken we vanuit een idee, een onderzoek naar vorm en handelingen, de ene keer resulterend in een kunstobject, de andere keer in een performance, of soms zelfs in onzichtbaarheid.
We hebben een jaar aan de tentoonstelling gewerkt. Ik laat zelf 7 dialoogwerken zien die gaan over: Het Gebouw, de omgeving, het publiek, Vrancken, stanely brouwn en mezelf. Gedurende de tentoonstelling zal ik Het Gebouw als werkplek gebruiken om nieuwe werken te ontwikkelen. Op de laatste dag van de tentoonstelling zullen alle werken te zien zijn.
Hoe ga je te werk?
Mijn werken zijn het resultaat van nauwgezette rituelen, waarbij ik een scenario volg met instructies die ik voor mezelf en anderen opstel, om bewegingen in de tijd te volgen. De scripts werken als een frame op structureel niveau, waar ik de initiator en vaak ‘performer’ ben, maar waar ik ook anderen uitnodig om mee te doen. Dat zijn de ingrediënten van mijn werk: het script dat een situatie neerzet, menselijk contact en de natuurlijke omstandigheden die de ervaring mogelijk maken. Er verschijnt een divers spectrum aan resultaten, van fotogrammen op kleine tot menselijke schaal, brieven en ansichtkaarten die ik uitwissel met anderen, series foto’s en sculpturale objecten.
Mijn werk komt voort uit een conceptuele basis, heel precies in het definiëren van mijn eigen parameters en ook in termen van materiaal en compositie — waarbij elk onderdeel van het werk door mijzelf wordt ontworpen en gemaakt — wat het erg uniek maakt. Maar ze zijn ook erg fysiek en organisch, ze brengen innerlijke gevoelens in kaart en onthullen fysieke reacties via een echo van abstracties. Mijn werk is gebaseerd op het idee dat feiten per se niet interessant zijn, ze krijgen alleen betekenis als ze worden gemedieerd door mensen en met tussenkomst van externe condities, die het vanuit potentie tot bestaan brengen.
Sinds wanneer realiseerde je dat een (conceptueel) kunstenaar wilde worden?
In de vroege stadia van mijn leven ontwikkelde ik een sterke fascinatie voor reizen. Ik denk dat het toen allemaal begon.
Met mijn vader reisde ik vaak met de trein vanuit Rotterdam naar Den Haag waar mijn grootouders woonden. Als kleine jongen was ik hier al door geïntrigeerd. Het was dat gevoel van bewegen zijn in de trein, terwijl ik zelf stil zat op de bank zat en naar buiten staarde. Het voelde als een reis door de tijd, zoals een tijdmachine in sciencefictionfilms waarin een personage in een paar seconden naar een andere plaats wordt getransporteerd. Dit fascineert me nog steeds. Tijdens het reizen wilde ik precies weten waar ik op dat moment was, dus ik ging op zoek naar oriëntatiepunten om zo grip te krijgen terwijl ik samen met mijn vader van A naar B reisde.
In deze periode ontwikkelde ik mijn fascinatie voor tijd, beweging, oriëntatiepunten en herinneringen. Ik begreep toen niet wat conceptuele kunst is, maar ik wist wel dat ik geïnteresseerd was in reizen. Iets wat ik miste toen mijn opa overleed en mijn oma naar Rotterdam verhuisde. Op de lagere school adviseerde een van mijn leraren mijn ouders om mij naar een middelbare school te sturen die zich voornamelijk op grafische technieken richtte. Tekenles maakte ook deel uit van dat leersysteem. Iets wat ik ook graag deed en waarin ik geïnteresseerd raakte, was het maken van collages en het bedenken van concepten voordat ik ook maar iets teken. Soms teken ik gewoon niets omdat dit idee genoeg voor mij was. Hier is het voor mij allemaal begonnen.
Hoe geef je vorm aan je conceptuele kunst?
Ik vang in fotogrammen mijn aanwezigheid. Daarbij is het belangrijk waar ik precies ben, en welk gebaar ik vastleg in de opnametijd, die een bepaalde lengte heeft, en die het uiteindelijke beeld beïnvloedt. Een fotogram is een vroege vorm van fotografie, waarbij op lichtgevoelig gemaakt papier een opname gemaakt kan worden. Deze opnames zijn performances waarin gebaar, tijd en locatie samenvloeien. Dat kan minutenlang duren, een tijdspanne waarin spontane invloeden het beeld kunnen beïnvloeden: lichtsterkte, klimaat, zandkorrels die op het papier waaien, het lichaam of de mate van stilstand van mezelf. Als ritueel was ik de foto met vloeistof uit de omgeving, soms water, soms frisdrank. Verschillende kleur- en pigmentlagen volgen, elke kleur verwijst naar een dag in de week, waarop ik de opname maakte. Het contact tussen vingers, hand of voet met het papier, het contact met het papier op de plek, zijn manieren om de sporen van een handeling, van mijn eigen aanwezigheid vast te leggen. Ik maakte een reeks nieuwe werken speciaal voor A Thinnest Thin.
Hoe ben je in aanraking gekomen met het Atelier Néerlandais, en heb je binnenkort plannen voor projecten in Parijs?
Ik ben in aanraking gekomen met Atelier Néerlandais zes jaar geleden door modeontwerpster Barbara Munsel. Barbara nodigde modecollectief Corsage-Studio uit om deel te nemen aan een groepspresentatie in het Atelier. Dit collectief bestaat uit Robert Stroomberg (videokunstenaar) en ik. Twee beeldend kunstenaars uit Nederland die kleding, kunstinstallaties bedenken en maken. Binnen het collectief houd ik me bezig met het ontwikkelen van concepten, textiel dessin en kleding. Tijdens fashion week presenteerden we ons in het Atelier voor het eerst aan Parijs. Het publiek was enthousiast en het was een groot succes.
Op het moment heb ik een grote samenwerking met mode label Acne-Studios uit Zweden. Ik ben gevraagd door Acne om een serie fotogrammen te ontwikkelen voor hun Spring/Summer 2022 Mens collection. Het is een serie kleurrijke kunstwerken geworden die op verschillende kledingstukken zijn gedrukt. Van T-shirts, jeans, sweaters tot jassen van heel kleine prints tot all-over. Deze collectie zal in januari/ februari in de Acne-Studios winkels hangen in diverse winkels over de wereld. Het is een zeer aangename samenwerking waarin ik als kunstenaar de ruimte krijg om mezelf als ‘conceptueel kunstenaar’ te laten zien en waar ik goed in ben, en dat is het bedenken en ontwikkelen van kunst waarin lichaam, tijd, plek en actie samenkomen.
Mijn volgende droom is een ‘Artist in resident’ in het van Doesburghuis in Meudon, bij Parijs. Ik voel me zeer verwant aan Theo van Doesburg. Het is vooral zijn precisie en interesses in verschillende kunstvormen als beeldende kunst, vormgeving, architectuur, literatuur en podiumkunsten waar ik ook in ben geïnteresseerd. Alles staat in relatie tot elkaar.
Het van Doesburghuis in Meudon heeft alles in zich. Een drie dimensionaal kunstwerk! Ik zou onderzoek willen doen naar de raakvlakken van onze praktijken, maar ook naar onze verschillen. In mijn praktijk is aanwezigheid of sporen hiervan van essentieel belang. Verbeeld in een divers spectrum aan resultaten, van fotogrammen op kleine tot menselijke schaal, brieven en ansichtkaarten die ik uitwissel met anderen, series foto’s en sculpturale objecten.